Het buurthuis in Vleuten

Gedesillusioneerd verliet de reeds niet geringe tijd vrijgezelle Saoedische sjeik het buurthuis van Vleuten nadat hem resoluut de toegang was ontzegd. Hij had lang uitgekeken naar – en eigenlijk zijn laatste strohalm gevestigd op – de nieuwe cursus vrouwenschaken.

Lees ook: De amoureuze poëet,
Net zo iets als… – XXI

De expeditie naar Wilamowice

Reeds bijna twee maanden zijn verstreken sedert Meneer D trouw elke dag blogde. Wat is er gebeurd? Welk drama heeft zich buiten uw aller geestesoog voltrokken? Meneer D relaast hieronder.

Sommigen noemen het vakantie. Meneer D noemt het een expeditie. Een alter ego heeft ook vakantie nodig. Even een break. Even vakantie. Of even een focus op het werk. Taalwerk. Meneer D heeft een expeditie ondernomen naar Wilamowice. Met nadruk op naar. Meneer D is er nimmer aangekomen. En ternauwernood slechts uit de nabijheid van Wilamowice ontkomen. Zoals iedereen sinds groep 6 van de basisschool weet, ligt Wilamowice in Zuid-Polen (bla bla fonetische grap met zuidpolen: neen, die laat Meneer D achterwege, dit is een serieus stuk!). Het plaatsje ligt niet al te ver boven de Slowaakse grens.

Intermezzo: Meneer D bedenkt een slechte grap.

Vraag: Hoe waaks waren die grenswachters bezuiden de Poolse grens dan wel niet?
Antwoord: Slowaaks!

– einde intermezzo –

Het Nederlands kent diverse varianten; nauw verwante talen, streektalen, dialecten. Zo zijn er Afrikaans, Zeeuws, Nedersaksisch, Vlaams en het Berbice-Nederlands. En het Wymysojer. Het Wymysojer is de taal die gesproken wordt in Wilamowice. Wat sommige onderzoekers ook mogen beweren met hun Duitse taalverwantschap: de taal stamt af van het Nederlands van ene Willem. Een kolonist uit de dertiende eeuw. Goh, Wilamowice, dat lijkt best op Willem zult u nu denken. Dat klopt. Wilamowice komt van Wymysoj; Willemsoog. Dus Wymysojer is (de taal) van Wymysoj.

Wymysojer, gesproken door nog maar 60 mensen in een geïsoleerde enclave in Zuid-Polen. Prachtig stukje taalhistorie. In desolaat ruig land. Stel je voor, de Nieuwe Kolonisten die Nederland nu kent, waren voor een deel vroeger Nederlandse Kolonisten die de omgekeerde route richting Polen aflegden.

Vandaag kocht Meneer D Komrij’s Canon, een bloemlezing in honderd gedichten. De bundel begint met

hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu

– jawel, van een monnik die als kolonist naar Engeland vertrok. Ook uit de dertiende eeuw! Het oudste Nederlands ooit opgeschreven. Een gedichtje over geile vogeltjes of een idem monnik. Zet dat naast het hedendaagse zinnetje in het Wymysojer:

Ym bojm ej a fögunostta

en je ziet meteen de overeenkomsten. Oud-Nederlands! Het betekent overigens in de boom is een vogelnestje.

Meneer D vindt het mooi. Vandaar dat hij een expeditie opzette. Een expeditie naar Wilamowice. Om eens goed die prachtige taal te onderzoeken. En Meneer D moet er snel bij zijn, want het aantal sprekers van Wymysojer daalt harder dan de zeespiegel stijgt. Uitermate goed geoutilleerd toog Meneer D naar Polen. Katowice werd nog bereikt. Daarna wordt het verhaal vol van turbulentie, ondanks dat Meneer D niet met het vliegtuig reisde.

Het scheen allemaal te maken te hebben met een partij illegale Slowaakse wodka die erg leek op Poolse wodka met buffelgras erin. Een geleerde les: het klinkt alsof het laten organiseren van je expeditie door een Poolse expediteur logisch is, maar dat is het niet. Na diverse kennelijke staten, een uit de hand gelopen dorpsfeest, iemand die Meneer D nog vroeg of Meneer D zijn Poolster wilde zien, iets met een gedwongen huwelijk en eerbaarheid en eh.. eh… Wat was dat Poolse woord voor angry mob ook alweer?!

Enfin. Details. Het heeft zo’n twee maanden geduurd met omwegen via diverse enclaves behalve expeditiedoel Wilamowice, edoch Meneer D is weer in den lande.

Lees ook: Pole pole pole pole,
Actualiteit: Polen geeft munt uit met braille erop 

Ochtendverhaal – II

Een merel fluit en wedijvert wat met een houtduif wie het meest kan zingen. De houtduif druipt af. De merel is gewoon aan de compenseren voor de fluitloze regenochtend van eerder. Stomme merel.

Onder een afdankje kon ie toch ook gewoon fluiten met de regen als zijn ritmesectie? Maar nee, zon en een enkel wolkje wil hij om een geil vrouwtje te vinden. Hij is niet van een vrucht van regenwulpsen. Zo droog als zijn cloaca, zo heeft hij het het liefst. Beetje die zwarte veertjes laten glanzen in een Hollands miezerig zonnetje. Mannetjesmerel. Allitereert als zijn merellied.

Beter dan de grauwe kauw die zojuist met alleen een ‘ka!’ voorbij kwam. Die mag van mij zijn fluitkunst nog wat herkauwen. Zingen en fluiten om te kunnen neuken. Dan kun je merelsperma gerust zangzaad noemen. Nog altijd mooier – hé houtduif, niet jij nu opeens gaan koeren twerwijl de merel stilhoud! Aandacht tekort? – dan die eenden en hun Zuid-Soedanese paringsritueel. Vorige week nog. Een stuk of 4 eenden, 1 vrouwtje voorop, vlogen grote rondjes boven mijn appartement. Richting park. Onder veel kwakend misbaar. Je weet gewoon dat het geen baltsende paringsdans is zoals de twee Afrikaanse visarenden in Selous Game Reserve, in Tanzania anderhalf jaar geleden. De klauwen ineen geslagen wentelend door de lucht. Een vlucht van duikelingen, koprollen, hand-in-hand samen rondrennen tot je beiden bijna vliegt. Zij. Zij vlogen, de vleugels gekromd wijd. Onze ranger had er geen aandacht voor. Ik heb er geen foto’s van. Die visarendvlucht. Er was een luipaard gesignaleerd. Die zochten we. Dat was veel unieker in Selous. Er wordt maar een handvol keer per jaar een luipaard gezien daar. Bijzonder. Dus de baltsende vogels waren onbelangrijk. Ik heb nog wel een foto van een visarend zo bovenop een hoge dode palmboom, zo’n kale boom, die zijn staart optilt en een mooie straal schuin naar achter schiet uit zijn cloaca. Toch ook leuk.

Net zo banaal als die eenden. Dat vrouwtje vliegt niet zo hard om te kijken welk mannetje het sterkst is. Welnee. Eentje was sowieso niet het sterkst. Die vloog zeker tien meter achter de rest, proberend de scherpe luchtbochten te volgen. De andere twee mannetjes wilden maar één ding: neuken. Liefst als ze nog wat tegenstribbelt. Het vrouwtje vloog door. Zeker 5 grote rondes. Als ze zou gaan zitten, ergens op het gras, naast de sloot. Dan werd ze met veel – onderling – geweld door de twee wraakzuchtige woerden – lijkt ook veel op warlord qua woordbeeld – gepakt. Hell yeah, zelfs al zou ze neukend verzuipen (iets wat in Zuid-Soedan weer níet gebeurt, maar dat ligt aan gebrek aan water), dan nog zagen die woerden hun kans. Wat nou Darwin, wat nou voortplanten. Je reinste necrowoerden zijn het.

Dan de merel. Hoppend door de struiken. Saaie veelvoorkomende vogel. Zingt best leuk. Tenminste wat variatie. Zoveel zangvogels zitten hier nou ook weer niet te kwetteren. Klinkt wat sneu. Zijn korte lied. Begeleid door het strijkorkest van de schuurmachine verderop in de straat. Een parkiet klinkt toch gezelliger. Blijven merels het hele seizoen bij elkaar? Zingt het mannetje nog als hij een vrouwtje heeft gevonden? Of is het zoals bij de meeste Nederlandse mannen: wel dansen op de dansvloer en leuk doen als je nog op jacht bent, maar zodra een meisje is gescoord – voor een avond of voor langer – geen poot meer op de dansvloer zetten? Blijven merels elkaar eeuwig trouw, zoals zwanen? Vast niet, anders zaten er niet zoveel merels te tjilpen. Het kunnen niet alleen die ongebonden bachelors zijn die zich laten gelden. Ik denk dat ze er gewoon elk jaar weer opnieuw tegenaan gaan. Beetje chill, beetje tsjilp. Een enkel keertje neuken, weet je. En dan een seizoen iets met nesten, takjes, wat wurmen. Tot het volgende jaar. Geen hoge eisen die merel. Geen pretenties van kijk mij eens meeslepend leven. Maar ja, daar is zijn gezang dan ook niet naar. Met zijn gele snaveltje en zwarte veren. En een beetje hopsen door de struiken. Mannetjesmerel. Tja. Tjilp.

Voor de cursus poëzie schrijven, meteen na het wakker worden, precies een half uur  associatief schrijven. Aldus bovenstaand ochtendverhaal. Lees ook Ochtendverhaal – I.

Ochtendverhaal – I

Afgebladerde verf op de kozijnen van het zolderraam. Hij tuurde even naar buiten, zijn handen op het kozijn leggend als een klein kind dat over een hekje probeert te kijken naar wat voetballende grote jongens.

Mooi weer. Prachtig weer. En hij mocht weer binnen zitten. Hij sjokte luid gapend in zijn geruite boxershort naar zijn bureaustoel. Dit was toch geen doen zo. De laptop was opgestart en daar zat hij dan. Schrijver. Oké, eigenlijk reclameschrijver. De sloganman. Swiffer bakt door en door schoon. Dat soort dingen. Maar eigenlijk was hij literator. Mulièsque, nee, Mulischesque eh Mulischoir. Nou. Literair geweld als dat van Mulisch. Dat was hij. Wilde hij. Ambitieus genoeg.

Maar hij had een writers block. Al tijden. Niet zo zuinig ook.

Voor hem lag een schrijfblok vol aantekeningen en plotwendingen.

Hij bladerde er wat door. Alleen lege bladzijden. Lijntjes. Meer niet. En op de voorkant stond “Writers block”. Voor zowel de taalman als de reclameschrijver in hem tergde dat zijn kromme tenen. Maak het maar Engels, dan verkoopt het beter. Klinkt interessant. En daarmee gaan ze geregeld finaal de mist in. Hadden ze hem maar in moeten schakelen. Deden ze niet. Soms. Suffe klusjes. Neem nou de internetprovider XS4all. Zij denken dat er staat: ‘toegang voor allen’. Engelstaligen lezen het als ‘uitwassen voor allen’. Of die bandengarage. Tyre Center. Brits-Engelse Tyre met de Amerikaans-Engelse spelling van Center. Kan toch niet? Het is nog net geen Engrish.

Over uitwassen gesproken, die Limburgse Geert, hij die fier overspoeld wordt door een tsunami van waterstofperoxide in zijn haar. Die heeft het over uitwassen. Uitwassen van de islam. Klopt wel. De islam is zo ongeveer de enige religie met uitgebreide wasvoorschriften voor het gebed. Zelfs je oren moet je goed uitwassen. Dat deed hem denken aan die campagne voor die wasverzachter. Ah, de gouden Govers-tijden. Maar hij dwaalde af. Literatuur moest er komen, zijn meesterlijke debuut. De zolderbalken waren grof afgewerkt. Hier en daar wat splinterig. Ragfijne spinnensliertjes in de hoeken. Een paar koffievlekken tegen het schuine ooit witte dak. Op drie-en-een-halve meter hoogte. Goh, wat was hij boos geweest toen! Zijn vriendin mocht de troep later opruimen. Aarde van de sanseveria lag toen ook overal.

Een ware artiest is eigenzinnig, heeft zo zijn nukken, hield hij zichzelf voor. Het bewees alleen maar dat hij een groot artiest moest zijn. Daarbinnen. Diep van binnen. Het moest er alleen nog even uit komen. En die vriendin had hij ook al niet meer. Mooi. Geen afleiding.

Later zou deze zolder vast een museum worden. Of nagebouwd in een of ander museum. Geroemd om zijn fenomenale zinnen. Maar ja. Hij worstelde al weken met de perfecte openingszin. “Het was een dag als alle andere toen hij de kabouter eens goed fijnkneep.” Nee, daar kon hij niet mee aankomen. Het was nog wel een van zijn betere vondsten. Moest hij eigenlijk wel over kabouters gaan schrijven? Dat hij ze zelf zag en er vooral last van had – de slaapfeestjes waren vermaard – betekende niet dat iedereen er op zat te wachten. En face it. Hij was geen Dirkjan die zich met kabouters kan omringen. Hij klapte de laptop dicht. Eenzame schrijver op een zolderkamer. Een groene lege sanseveriapot in de hoek. Hij legde zijn handen maar weer in zijn nek. Leunde achterover. Schrijven is 99% transpiratie. Die had hij wel gehad. Hij snoof even aan zijn oksel en trok een instemmend vies gezicht.

Nu de inspiratie nog. Zijn wereld. Op papier. Beschrijvend op zo’n manier dat je het aan kunt raken, kunt proeven. Met briljante vondsten. Dat was hij. Zo was hij. Met zijn zolderwritersblock. Stomme pen.

Wacht even, bedacht hij zich opeens. Ik heb helemaal geen zolder!

Voor de cursus poëzie schrijven, meteen na het wakker worden, precies een half uur  associatief schrijven. Aldus bovenstaand ochtendverhaal.

De Ontdichting

Eindelijk. Het is Meneer D eindelijk gelukt. Na diverse pogingen – Utrechts Centrum voor de Kunsten begin dit jaar, Parnassos in februari, uitstel, misverstanden en algehele malheur – is het gelukt.

Meneer D volgt een cursus Poëzie Schrijven.

Bij Parnassos in Utrecht. Sinds afgelopen dinsdag. De docente is Ellen Deckwitz. Ze is dichteres, Nederlands Kampioen Poetry Slam 2009 en voor dit jaar genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. Je zou denken dat ze er wat vanaf weet. Dus kan Meneer D een en ander over dichten leren. Want aan zijn poëzie schort nog meer dan genoeg (klik op de individuele posts om het leesbaar met beoogde opmaak te zien).

Wat is er te leren? De discussie beslechten over vorm versus inhoud misschien? Meneer D betoogde al over klassiek eindrijm, wat goede poëzie beoogt en wat poëzie niet slecht maakt; zie lijmrijm versus rijmlijm. Meneer D wil verder evolueren met zijn poëtische imborst, kennis en repertoire. Van versjes en grappig rijm tot uiteindelijk Echte Poëzie. Want dat is het doel. Uiteindelijk.

Voor de eerste les heeft Meneer D onderstaand gedicht geschreven. Een gedicht dat geen gedicht is. Dat was de bedoeling. Het is uiteraard wel een gedicht – een slecht gedicht, maar wel een gedicht. Kijk maar naar de vorm en stijl. Ergo Meneer D heeft hopeloos gefaald. Wat Meneer D edoch echter wel betracht heeft is het met jambevoeten treden van zovele vermeende dichtregels, als die er al zijn. Geen consistente structuur, al het rijm is krom, het metrum verkracht, overdreven alliteratie, geen boodschap of emotie evokeren. En nog meer. N.B in het gedicht is de verwijzing ‘reinste kloten’ is natuurlijk wél diep dichterlijk. Verwijst naar de eerder in het gedicht genoemde limonade en klinkt bijna als de smaak reine claude. Meneer D wilde het maar even gezegd hebben.

Awel.
Als het slecht is: dat was helemaal de bedoeling.
Als het nog ergens op lijkt: sorry. Echt. Sorry.

De Ontdichting

Hij was er helemaal klaar mee
Als was hij een gammele gameet
Zat hij daar te jambe-tampen tot overmaat van ramp met lange zinnen, bijzinnen, buiten zinnen
en een metrum van lik me Vestdijk, nog geen hermetisch embryo waardig, hé.
Dus zichzelf maar wat beschimpen.

Met zwart zeikende zwakke zeurkus
Pogen het te klaren als een ochtendmerel
Op zoek naar zijn eerste versregel

Voor de cursus.

Hallo zeg, een gedicht dat geen gedicht is.
Lekker alles fout doen. Of on-lees-baar-aan-een-schrij-ven-als-dat-zou-hel-pen.
Op zoek naar de juiste woordkneus de woorden overstelpen
met afzicht is
dat waarvoor hij gezwicht is? Drama dat is te licht?
De strofe afgekloven
tot zijn tenen kromden en vuisten balden
Om zijn balpen.
Eigenlijk toetsenbord, maar dat rijmt gans niet. O shit – !

Eindeloos gewauwel, maar wil de lezer misschien geraakt worden?
Het gevoel ergo prikkelen met clichés over spirituele
verstilling, vijf keer een regel beginnen met ‘Ooit’ en
dan denken dat het diep is?

De grabbeltoon die hij aanslaat
op het toetsenbord – lijkt net een komische façade.
Een farce met limonade.
Het lijkt zoet, maar het is je reinste kloten,
omdat hij, de ondichter, onverdroten blijft verscholen.

Zelf beweegt hij niet. Onbewogen van buiten en van binnen;
alleen zijn vingers voelen de warmte
van de zoemende harde schijf.
Die schreeuwt nog het hardst.

De boel afbreken met mel-dingen?

30 april 2010. Koninginnedag. Een jaar na Apeldoorn. De aanslag is daar allang van de straat gepoetst, hoewel een enkeling nog wel aangeslagen zal zijn.

Dit jaar is het Koninginnedag in het Zeeuwse Wemeldingen. Nah, het is natuurlijk overal in Nederland Koninginnedag, maar in Wemeldingen komt Beatrix met haar gevolg van K.H.’s op bezoek. En dat gaat natuurlijk een bezoeking worden.
Wemeldingen heeft hetzelfde probleem als een ander, beroemd woord. Het Woord-Van-Het-Afbreekstreepje. We hebben het over bommeldingen. In de krant vaak mauvaisinterpreteerbaar als bommel-dingen afgebroken, waar bom-meldingen veel leesbaarder is. Wemel-dingen zal hetzelfde lot ondergaan. Of leest juist We-meldingen beroerder? In de krant zag ik vandaag -meldingen staan op een nieuwe regel. In een artikel over Koninginnedag. Al scannend dacht ik: nu al bommen? Nee, het ging over We-meldingen, maar ze doen nu al wel bomonderzoek ter plaatse.
Ik voorspel chaos de 30e. Is het niet omdat het Zeeuwse publiek die met alle opgelegde veil-igheidsregeltjes de boel afbreken, dan wel met de hulp- en vei-ligheidsdiensten die de boel afbreken. In hun onderlinge en publieke sms, telex, teletekst en Twitterberichten. Ik miste in m’n vorige zin ’n paar streepjes. Breekt een ambtenaar We-meldingen gek af, leest de rest te vluchtig en iedereen denkt aan een aanslag en chaos, terwijl het alleen een gekke toetsaanslag was. Geen gek met een aanslag die de toets der veiligheid heeft weten te passeren.
Kortom, een enkel streepje kan de boel afbreken en een streep door de festiviteiten halen. Dus opletten met alle -meldingen op Koninginnedag. Leve de Koning-in!

(Uit het oude archief, 30 april 2010.
Lees meer Koninginnedag-posts.)

Bloedzuigend

Imelda’s collectie ingelijste bloedzuigende insecten aan de muur etaleerde ze vlo bombarie als ware het jachttroffeeën.
Het bleek een ontluisterend teken aan de wants: ze maakte graag van een mug een olifant.

Luctor et Embargo

Luctor et Embargo;
“Ik worstel en ik… Ja, doei, dat geworstel willen we niet nog een keer. Hebben zeker niets geleerd van de vorige keer. Hop, Zeeland isoleren, laat ze het zelf maar uitvogelen. Boycot al het handelsverkeer maar weer!”

Spreken is zilver

Een jong stel zit in een restaurant.
Zij heeft het hele diner nog geen woord gesproken.

Hij: “Wat is er?”

“Ben je boos? Heb ik iets verkeerd gezegd?”

“Of heb je gewoon last van selectief mutisme?”

Aanleiding: een artikel in De Standaard:
‘De woorden kunnen er niet uit’
Selectief mutisme, als je kind soms niet praat

Schrijven Online: Microwedstrijd ‘IJsbloemen’ – Modderijs

Schrijven Online had een Microwedstrijd met thema ‘IJsbloemen’. De deadline was 15 februari. Je verhaal moest precies 100 woorden lang zijn. Meneer D doet vaker mee aan schrijfwedstrijden, zo ook deze keer. Dus. Hieronder de inzending van Meneer D.

Modderijs

Door bijtende vrieskou fiets ik over de dijk. Onder de snelbinders: een grote bos rozen.
Rood.
Vandaag. Vandaag ga ik het haar zeggen.

In haar voortuin rinkelt m’n fietsbel. Verkleumd zet ik mijn fiets op slot. Een silhouet verschijnt voor het matbevroren keukenraam.

Haar silhouet!

   “ik”
Langzaam schraapt ze, smeltend, spiegelbeeldige letters door de ijsveren op het raam.
   “hou”
Ik worstel met de snelbinders.
   “van”
Mijn adem bevriest vol aandacht voor haar vinger.
   “je”
Nog een silhouet naast haar?!
   “broer”

De bos valt. Bevroren rozen knakken op het ijspad. Roodgebroken blaadjes mengen zich met modderijs.

Reacties zijn meer dan welkom!

Datingtaal

Morgen is het Valentijnsdag. Voor velen tijd om een romantische date te zoeken. Online.
Over online daten is al veel geschreven. Ook dat taalfouten afknappers zijn.
Een goede bekende van Meneer D kreeg op een online dating site (onlinedatingsite?) het volgende bericht van een dame met VWO als vermeend hoogst genoten opleiding:

“Ik zag je profiel dat je single bent nog op zoek naar relatie op hier en als je het niet erg kunnen we met elkaar contact op hier, als ik weer thuis zal ik naar u en hier is mijn e-mail die u kunt contact met mij opnemen met Misschien kunnen we met elkaar beter leren kennen meer e-mail op hier”

Zelfs Google Translate levert betere vertalingen, meer coherente zinnen. Geen beginnen aan. Nog interessant te melden dat de achternaam van de bewuste dame een gewoon Friese is, dus geen Oekraïense import die probeert een man aan de haak te slaan. Verder noemenswaardig: haarlengte is ‘kaal’ (niet lang, halflang of kort). Toen Meneer D haar favoriete eten kreeg toegespeeld, toen had hij het niet meer: ‘mexican food met zaad voedsel’.

Je zal toch maar een taalpurist op zoek zijn naar een zinnige match… Meneer D prijst zich gelukkig.

dt-fouten vs. date-fouten

Je hebt dt-fouten zoals ‘ik wordt’ en je hebt het bijna homofone (niet homofobe) date-fouten. De foute dates.

De gemiddelde foute date is als slechts een van de partijen in kwestie maar op een ding uit is als je uit bent: dingen uit willen. Bij de ander.

De andere categorie date-fouten is als men iets te gretig is om het relatiepad in te duiken en te hard met hun hart van stapel lopen of stapel zijn. Al dan niet gek of op de ander.

In die laatste situatie kan zich een uniek verschijnsel voordoen, waarbij dt-fouten en date-fouten samenvallen.
Namelijk, als de ander tijdens de eerste date op een servetje krabbelt: “ik houdt van je”.

Bruut van achteren

Bruut besluipt Juul van achteren. Juul heeft niets in de gaten. Hij weet tenslotte wie zijn betrouwbare vertrouwelingen zijn en droedelt met zijn griffel nog wat verder in z’n wastablet.

Dan steekt Bruut van achter de schaduw zijn dolk ferm tussen Juuls schouderbladen.

“Au, verdikke!” keelt Juul getergd luid uit. Hij blijft als ook aan de grond genageld staan en draait zijn hoofd.

“Brutus, gij mijn zoon?!” brengt hij met verbazing uit.

“Jazeker, ikke” antwoordt Bruut met een brede lach en duwt uitkijkend op Juuls rug het mes nog wat verder tussen de schouderbladen in.

Juul kermt ondertussen: “Zoon Brutus, ik dacht dat juist jij achter me stond?”

Bruut: “Maar Juul, ik stá toch achter je?!”

Afrika: What’s in a name? Een cartografisch verhaal

Afrika: What’s in a name? Een cartografisch verhaal

In de 19e eeuw zitten een paar cartografen wat te dubben over een nog lege kaart van het Donkere Continent.

Ad: “Oké, Sue heeft met de lineaal een paar mooie rechte grenzen getrokken en willlekeurig wat landjes getekend. Namen. Namen voor die landjes moeten we hebben. Iemand een goed idee voor dit landje hier? Jij Freek?”
Freek denkt na en weet nog niets: “Tja, Ad…”
Ad: “Tjaad? Check! Kort maar krachtig. Doen we. Het landje ernaast. Freek?”
Freek: “Alweer ik? En Sue dan?”
Ad: “Soedan wordt het. Goed bezig Freek!”
Ger: “Zal ik een naam bedenken voor dat landje westelijk van Tjaad?”
Freek kent de bureaucratisch saaie drochten die Ger bedenkt – Centraal Afrikaanse Republiek bijvoorbeeld – en vreest voor een West- en Noord-West Afrikaanse Republiek.
Freek mompelt meewarrig voor zich uit: “Nie Ger… Nie Ger…”
Ad: “Weer zo’n goeie Freek. Niger staat genoteerd. Dan wil ik Ger toch dat landje zuidelijk van Niger laten doen.”
Freek ziet het niet zo zitten met die saaie namen van Ger. Dan liever Ria. Bizarre ideeën zoals Djibouti, maar tenminste niet zo saai als die van Ger.
Freek kort: “Ad, nie Ger; Ria!”
Ad: “Geef anderen ook een kans mee te doen, Freek. Maar ik vind Nigeria wel mooi. Aan wie zal ik de volgende eens vragen? Landje westelijk van Niger. Ali?”
Ali: “…”
Ali zit zoals gebruikelijk wat te suffen.
Freek gnuift misnoegd over het gebrek aan focus met een afkeurende brom: “Hmmm… Ali…”
Ad: “Zit je erop of zo Freek? Sue, noteer Mali maar op de kaart.”
Freek weet inmiddels niet meer wat hij met de vreemde situatie aan moet. Hij krijgt ook al vreemde blikken van het onafscheidelijke duo Ed & Joopje en houdt nu maar even zijn mond.

De Frans Bauer Paradox

De Frans Bauer Paradox

Kent u de Frans Bauer Paradox? Meestal noem ik het de Frans Bauer Theorie, maar eigenlijk is het een paradox. De Frans Bauer Paradox. Ik verkondig hem al vele jaren. Hieronder zal ik hem voor u uiteen zetten.

“Ik ben heel blij met Frans Bauer”

Nu zult u denken: wat?! Hij is blij met die Bananasplit Frans? En degenen onder u die mij wat beter kennen zullen denken: wat?! U houdt niet van Nederlandstalige muziek, al helemaal niet van smartlappen en volksmuziek! Hoe kunt u dan blij zijn met Frans Bauer?

Die vraag is zeer gerechtigd. De paradox betreft het muzikale werk van de heer Bauer, niet de TROS-grappenshows of de optredens in films over Kabouter Plop. De muziek vormt de kern van deze paradox. Ik zal het u uitleggen.

Stelt u zich een concert van Frans Bauer voor. Ik weet dat dit weerstand bij u op kan roepen, maar ik verzoek u het toch levendig te visualiseren. Stelt u zich het publiek van dit concert voor. Aanschouw de stereotype Frans Bauer fans die, mogelijk met huivering, aan uw geestesoog voorbij trekken. Bepaal voor uzelf in hoeverre u zich geheel met deze fans kunt identificeren, in welke mate ze bij u passen. En u bij hen. Laat gerust uw emoties toe. Houdt dit beeld en dit gevoel vast.

Stel nu, stel dat er geen Frans Bauer c.s. zouden zijn. De massa fans van volkszanger Bauer – die u nog immer voor uw geestesoog heeft – zou dan hun heil elders zoeken. Al deze mensen zouden de concerten waar u en de uwen heen gaan bezoeken. Dat zou een grote bezoeking worden; u bent niet meer omringd door de uwen, maar door fans van Frans Bauer! U, temidden van deze mensen, bij uw geliefde concert. Wat zou dit met u doen?

Vandaar de Frans Bauer Paradox: ik zeg u, ik ben blij met Frans Bauer. Heel blij. Dank zij Frans Bauer zitten u en ik met alleen de uwen bij uw concerten. En zitten Frans Bauer fans bij Frans Bauers concerten. Leve Frans Bauer! Leve de Frans Bauer Paradox!

Voorkomen

Rechter: “Dus u bent arts?”

Gedaagde knikt: “Uhuh.”

Rechter: “U heeft geweigerd een patiënt te behandelen. Was de patiënt ongeneeslijk ziek?”

Gedaagde: “Nee hoor, de patiënt was zo te genezen. Geen probleem.”

Rechter: “En dat heeft u willens en wetens nagelaten.”

Gedaagde: “Inderdaad!”

Rechter: “Die uitspraak vind ik binnen deze context weinig voorkomend.”

Gedaagde: “Komt voor hoor, dat ‘Inderdaad’… Affreus, zelfs ík kom nu voor!”

Rechter: “Dus heeft de medische tuchtcommissie u wéér naar de civiele rechtbank doorverwezen omdat u weigerde een patiënt te genezen. Het is nota bene nu al de derde keer dat u hiervoor moet voorkomen!”

Gedaagde: “Ik leef gewoon volgens mijn medische filosofie.”

Rechter: “En wat mag die medische filosofie dan wel zijn, dat het tot gevolg heeft dat u nu weer moet voorkomen voor de rechtbank?”

Gedaagde: “Voorkomen is beter dan genezen!”

Ezelsbrug te ver

Om sommige namen of rijtjes te onthouden, zijn ezelsbruggetjes handig. Ezelsbruggetje is weer een benaming voor een mnemotechniek. Maar een ezelsbruggetje voor ezelsbruggetjes? Een meta-ezelsbrug?

Dat kan ook handig zijn. In het Engels is een ezelsbruggetje een mnemonic. Waarvoor je eigenlijk weer een ezelsbruggetje nodig hebt. Net als voor mnemotechniek. Maar daar gaat Meneer D nu even niet verder op in.

Ezelsbrug is weer een letterlijke vertaling van Latijn pons asinorum. Om interessant te doen en pons asinorum even in een conversatie te injiceren, moet je de term natuurlijk wel kunnen onthouden.

Dus. Een ezelsbruggetje om ezelsbruggetje in het Latijn pons asinorum te kunnen onthouden. Het ezelsbruggetje:

“ponskaart”

De jongere generatie zal het woord misschien niet meer kennen. Of in elk geval het concept niet. Vroeger waren er geen USB Flash Drives, 2TB harde schijven. Zelfs geen floppydisks of magneettapes. Vroeger had men ponskaarten. Stevige kartonnen kaarten met gaatjes. En die gaatjes op de juiste plek staan weer voor bepaalde instructies voor de computer. Vergelijk het maar met de gaatjesrol van een draaiorgel. Ponskaart in de computer steken, dan nog een, dan nog een. En de computer gaat 2×6 uitrekenen. Maar goed, Meneer D dwaalt af. Ponskaart. Niet meer dan een geponste kaart; een kaart met gaatjes.

Met ponskaart hebben we stiekem al deel één van pons asinorum. Hoe nu de rest te onthouden? Heel simpel. Bij een ponskaart denk je aan gaatjes. Denk je aan gaatjes ergens in ponsen of prikken, dan denk je aan ezeltje-prik-je.

De jongere generatie zal ezeltje-prik-je vast niet meer kennen, want er is geen iPhone app voor en ook niet verkrijgbaar voor de Wii. Enfin, Meneer D valt in herhaling. Stuk papier of karton met een ezel, blinddoek en prikken maar met de staart-aan-een-punaise. Hilariteit alom. Ezel met gaatjes.

Van ponskaart tot ezeltje-prik-je. Bij ezeltje-prik-je denk je natuurlijk weer aan een ezel. Omdat je nog onthouden hebt dat ponskaart een ezelsbruggetje is voor ezelsbruggetje in het Latijn, moet je dus ezel in het Latijn hebben. En zoals iedereen weet, is ezel in het Latijn asinus.

Mocht je dat niet weten, dan is het ezelsbruggetje dat de curves van de brug golven als a sinus (of a cosinus, maar dan zonder co). Of misschien makkelijker, het als a sinus in toonhoogte op en neer gaande klankpatroon van een balkende ezel: ie-aa-ie-aa. Maar deze alinea is wat loos. Iedereen weet wel dat asinus Latijn is voor ezel!

We hebben van ponskaart nu pons en via ezeltje-prik-je ook asinus. Het enige wat je nog hoeft te doen is asinus van de juiste uitgang in het Latijn voorzien en voilà: pons asinorum.

Waren alle ezelsbruggetjes maar zo makkelijk.

Ezelsbruggetje. Ponskaart. Pons asinorum.

Pole pole pole pole

In Tanzania is de nationale leus zo ongeveer “Pole pole“. poo-lee poo-lee. Langzaam aan. Slowly. Take it easy. Relax. Geen noodzaak voor stress of haast. Het verwarrende is alleen, dat veel mensen ‘pole pole‘ vertalen met ‘slowly slowly’. Maar pole alleen betekent sorry. Als je ‘sorry, sorry!‘ wilt zeggen, zeg je ‘pole, pole!‘ Wat weer te langzaam begrepen wordt.

Een week geleden in Arusha had ik met een souvenirverkoopster nog een discussie. Die zei dat ‘pole pole‘ ‘slowly slowly‘ betekende. Was ik het niet mee eens. Langzaam langzaam is de halve tongbreker ‘pole pole pole pole‘.

Dus ik zeg: “Slowly is pole pole, slowly slowly would be pole pole pole pole. Just slowly is pole pole. And if I’m very sorry I say pole pole as well. I talk too fast? Sorry, slowly is ok? Pole pole pole sawa? But did I say slowly, sorry ok? Or did I say sorry, slowly ok? Well. Pole. Pole pole.”

De rest van de dag deed ik maar pole pole pole pole.

(Uit het archief, 16 november 2009)

Zeker Niet Onzinnig

Steek je soms verhoeds de weg over?
Wat was de laatste keer dat je je gans at aan spare ribs?
Ken je mensen die in min met elkaar leven?
Wanneer ben je voor het laatst heus bejegend?
Ken je een behouwen vent?
Heb je ooit een beholpen pasgeboren lammetje gezien?
Laat je je weleens niet betuigd?
Waar heb je onlangs een gelikte beer gezien?
Spring je graag stuimig in het rond?
Hoeveel vrouwen zijn de rest van de maand gesteld?
Hoe heette dat nozel wicht?
Heb je ooit iemand gezouten kritiek gegeven?
Gedraag je je af en toe hebbelijk?
Of word je al passelijk bij de gedachte alleen?
Wanneer rook je voor het laatst raad?
Wat was de laatste keer dat je iets kies vond?
Zie je ook die verlaat in een donker steegje?
En treed je hem versaagd tegemoet?
Zonder ook maar een vertogen woord?
Zijn dit allemaal niet onzinnige vragen?

Bantamusten!

Bij het boksen heb je gewichtsklassen. En boksen heeft een overeenkomst met slapen; je kunt ook zeggen dat je gestrekt gaat, dat je knock-out was, bij tot tien tellen het over de schaapjes hebben.

Qua gewichtsklassen zijn er onder andere veder-, bantam-, welter– en zwaargewicht. Je kunt ook gewicht toekennen aan de zwaarte van de slaap die je iemand toewenst. En dat deden we van oudsher ook. De bekendste is welterusten. Het eerste deel welter komt etymologisch van het Middelnederlandse welteren, dat rollen betekent. Het tweede deel -usten komt – zoals mensen die wat van etymologie weten – van het Griekse hustera, dat moederschoot betekent. Je wenst met welterusten iemand een gemiddeld zware slaap toe, letterlijk rollen in de moederschoot; slapen als een baby, omrollen van de slaap of je nog eens lekker omdraaien in bed dan wel de moederschoot.

De andere varianten zijn iets minder bekend in het algemeen taalgebruik. Vederusten, daarmee wens je iemand een dons(veder) zachte slaap, als dan niet met donzen dekbed.
Als je iemand bantamusten wenst, wens je iemand een korte of lichte slaap toe. Bantam komt etymologisch van bantammer, een soort kip van Banten (een vroeger sultanaat in het westen van Java). Met bantamusten wens je iemand dus ook met de kippen op stok gaan toe.

Ik ga die vergeten woorden eens vaker gebruiken, dus: Bantamusten allemaal!